Wie voor het eerst in een Mis komt, kijkt zijn ogen uit. Wat staan ze daar toch te doen met dat witte koekje? Protestanten noemen het weleens Roomse heisa, wat katholieken doen met de hostie. Wij hebben er vele namen voor: Eucharistie, communie, Ons Heer, heilige hostie, lichaam van Christus, vredebrengend brood, Allerheiligst Sacrament. Allemaal zeggen ze net even iets anders, maar allemaal verwijzen ze naar hetzelfde.
In de Mis wordt de hostie omhoog geheven, soms uitgebreid bewierookt, in gouden bekers en kommen bewaard. Er wordt voor gebogen en geknield. Regelmatig ook wordt deze bij Eucharistische Aanbidding tentoongesteld in de kerk. Dan is een klein wit koekje het middelpunt van alle aandacht. Een beetje absurd is het wel. Toch gebeurt het, omdat de katholieke traditie ons leert dat God in dat koekje aanwezig is.
Want daarom is die heisa: God is er. Waar? In de hostie, in dat witte koekje van brooddeeg zonder gist. Daarin is God aanwezig, die als mens naar aarde toegekomen is om zijn liefde aan iedereen te tonen. Die heeft gezegd: “Dit is mijn lichaam.” “Ik geef mijn hele leven voor jullie.” Die heeft laten zien sterker te zijn dan de dood en leven geeft in eeuwigheid. Die ons altijd nabij wil zijn. Die grote God in dat kleine koekje.
Ik snap het heel goed als mensen, ook katholieken, ook kerkgangers, het een lastig onderwerp vinden. Het is maar moeilijk te geloven. Sinds ik 33 jaar geleden mijn Eerste Communie deed, weet ik dat God in de Eucharistie aanwezig is. Dat heb ik toen geleerd, maar geloven deed ik het toch niet helemaal.
Pas jaren later, toen ik al vaak voor de hostie geknield had, in de Mis, bij Eucharistische aanbidding of als ik alleen in een kerk ging bidden, groeide in mij het besef: God is er! Hij wil zo graag bij ons zijn, dat zelfs zo’n koekje niet te min voor Hem is. Dat is niet logisch, maar dwaasheid uit liefde.
Frits Hendriks, pastoraal werker
Donderdag 3 juni houden we 12 uur voor de Heer; zondag 6 juni vieren we Sacramentsdag.