‘De kerk is fantastisch’, zo luidt de titel van een boek dat ik aan het lezen ben. Je moet wel lef hebben om een boek zo’n titel mee te geven. Want je hoort dat niet vaak iemand zeggen. Integendeel, de Kerk wordt bekritiseerd, gewantrouwd, beschuldigd, voor achterlijk gehouden en nog allerlei andere negatieve kwalificaties worden haar toegeschreven. Het is ook niet de eerste de beste die de auteur is van dat boek. Het is namelijk van de hand van Rik Torfs, een Vlaamse theoloog en kerkjurist. Hij is goed ingevoerd in het kerkelijk bedrijf, kent alle schandalen en menselijk falen in de Kerk en toch schrijft hij van harte dat de Kerk fantastisch is. Hij laat zich niet meeslepen door wat ‘men vindt’, maar geeft op grappige, maar ook serieuze en tegelijk ontroerende wijze weer waarom en waarin hij de Kerk fantastisch vindt, wat de Kerk voor hem betekent en wat haar betekenis voor de samenleving is.
Rik Torfs is zeer erudiet, een origineel denker en hij doorspekt zijn betoog met prikkelende stellingen. Zo werd ik getroffen door zijn stelling: ‘zonder ongeloof geen geloof’. Doorgaans wordt het ongeloof (de ongelovige of atheïst) gezien als een bedreiging voor het geloof (voor de gelovige). Dat ziet Torfs dus anders. Een gelovige heeft volgens Torfs juist de vragen en de kritiek van een ongelovige nodig om voor zichzelf helder te krijgen wat en waarom hij gelooft. Zonder die vragen van een ongelovige kan het geloof iets vanzelfsprekends worden, oppervlakkig en zonder diepgang. Pas als er vragen van anderen komen, wordt het nodig aan je geloof te werken, het te verantwoorden, je erin te verdiepen. Misschien is dat wel het probleem waar de Brabantse katholieken op dit moment mee te maken hebben. Vroeger was iedereen katholiek, je hoefde er niet over na te denken. Maar bij de eerste de beste vragen van ongelovigen of niet-katholieken val je dan door de mand. Want wat is dat eigenlijk: katholiek zijn? En waarom ben je dat? Zoals Rik Torfs zegt: voor echt geloof moet je hard werken, “opdat het diep zou zijn”.
Theo Schepens,
emeritus pastoraal werker