Van het voorjaar stonden er voor veel ramen knuffelberen lief te zijn. Ze verwelkomden kinderen die op berenjacht waren. Een bijbehorend liedje zegt: We kunnen er niet onderdoor, niet overheen, niet omheen. We moeten er doorheen.

Die berenmoed had ik nodig. Want na de beren was er nu een plan om gluurpietjes voor het raam te hangen. Ik had de tekening al uitgeprint en daarna de pietenmuts vrolijk ingekleurd. Maar toen: wat doe ik met de huid van de piet? Wit laten? Maar is dat geen statement? Zwart of bruin maken? Maar zo ziet een zwarte piet er niet meer uit. Met roetvegen? Wel erg politiek correct. En ik weet niet precies hoe de mensen in ons dorp over het fenomeen ‘piet’ denken.

Zo werd een leuke actie een groot probleem. Ik zag overal beren op de weg. Maar ik wilde toch graag meedoen, dus kon ik er niet omheen om een keuze te maken. Achteraf blijkt dat je van een afstand de kleurtjes helemaal niet meer zo goed ziet. Maar het voelde als een statement toen ik de plaat ophing. Wat zullen de mensen er wel niet van denken? Roep ik geen onnodige weerstand op?

Sinds kort hebben allebei mijn buren kerstverlichting buiten hangen. Dat is blijkbaar niet zo’n punt; of misschien zijn ze gewoon moediger dan ik. Maar de volgende kwestie dient zich bij mij alweer aan. Wat doe ik met de advent? Zal ik kaarsen voor het raam zetten? Elke zondag steek ik er dan een extra aan, tot we de vier weken adventstijd door zijn en het met Kerstmis één groot lichtfeest is. Onze verlosser is geboren! Dat vind ik best belangrijk om te laten zien, maar… Ik denk er nog even over na. Misschien worden het wel vier kerstbeertjes. Daar kan zelfs ik geen bezwaar tegen hebben. Of toch?

Frits Hendriks, pastoraal werker