In Frankrijk is een leraar vermoord, Samuel Paty, onthoofd, omdat hij aan leerlingen spotprenten van de profeet Mohammed had laten zien. Hij wilde hen iets leren over de vrijheid van meningsuiting. Daarna ging het van kwaad tot erger: er volgden terroristische aanslagen in Nice, Lyon en Wenen. We leven in een harde wereld.

Vrijheid van meningsuiting is een groot goed, maar is deze onbeperkt? Ik weet nog dat het in de jaren zestig van de vorige eeuw bij anti-Vietnamdemonstraties verboden was om “Johnson moordenaar” te roepen, want daarmee werd een bevriend staatshoofd (de toenmalige president van de VS) beledigd. Zo kende onze wet ook bepalingen tegen majesteitsschennis en godslastering. Die laatste zijn inmiddels afgeschaft. We vinden het tegenwoordig stoer als iemand zegt: “Ik zeg wat ik denk.” Moet alles gezegd kunnen worden? Als je naar debatten in de Tweede Kamer kijkt, krijg je de indruk dat alle remmen los zijn. Dezelfde indruk kreeg ik bij de debatten tussen de presidentskandidaten van Amerika. De vrijheid van meningsuiting verschuift naar ‘de vrijheid om te mogen beledigen’. In het Brabants Dagblad van zaterdag 31 oktober jl. omschreef columnist Özcan Akyol (Eus) onze westerse beschaving als volgt: “in het Westen beledigen en schofferen we alles en iedereen, mits het binnen het toelaatbare van onze wetboeken past.”

Is dat een samenleving om trots op te zijn? Moeten we zó met elkaar willen omgaan? Geef mij maar een samenleving waarin mensen respectvol met elkaar omgaan, overeenkomstig het Bijbelvers ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’ (Tobit 4,15). Geef mij maar een samenleving waarin naastenliefde (een ander woord: solidariteit) en de menselijke waardigheid hoog in het vaandel staan geschreven. Zo’n wereld gun ik iedereen.

Theo Schepens,

emeritus pastoraal werker.