“God houdt zoveel van ons dat hij steeds dichter bij ons wil zijn.” Dat is een uitdrukking die ik wel eens gebruik in een preek of een Opstekertje. Maar niet iedereen kan daar iets mee. Een tijd geleden sprak iemand mij aan: “Je zegt wel: ‘God houdt zoveel van ons…’ maar ik merk daar helemaal niets van.”
Toen stond ik met de mond vol tanden. De katholieke traditie mag dat inderdaad mooi vertellen, maar wat als je er helemaal niets bij voelt? Moet je dan iets speciaals doen om het toch te kunnen ervaren? Of heb je juist iets verkeerds gedaan, waardoor het gevoel verdwenen is?
Henri Nouwen heeft er volgens mij zijn hele leven mee geworsteld. Hij was in de jaren tachtig en negentig een groot geestelijk schrijver; 25 jaar geleden overleed hij. Zijn werk ‘Eindelijk thuis’ is vaak bekroond als beste religieuze boek. Hij schrijft daarin onder andere dat hij kind van God de Vader wil zijn om zich te kunnen wentelen in de onvoorwaardelijke liefde die een ouder heeft voor zijn of haar kind. Ook in andere werken herhaalde hij steeds: Jij bent een geliefd kind van God.
Het was niet zozeer omdat hij dat zelf zo ervoer, maar omdat hij het wilde ervaren. Niet omdat hij het zo diep geloofde, maar omdat hij het wilde geloven. Hij herhaalde het steeds weer, omdat de katholieke traditie hem dat aanreikte, maar hij er in de praktijk niet altijd iets van merkte.
Hij wilde aan iedereen zeggen, juist aan de mensen die weinig van Gods liefde merken, juist aan zichzelf: God houdt van jou en wil je nabij zijn. Hoe vaak moeten we zoiets horen, hoe vaak moet iemand ons dat zeggen, voordat we God in ons eigen leven zo sterk ervaren?
Frits Hendriks, pastoraal werker