Toen ik hier net was aangesteld, stuurde een kerkganger mij een mail: “Op de lagere school kregen we uitgebreid godsdienstles. Ik heb daar vooral één ding van onthouden: Als je niet weet of je het gelooft, zeg dan dat je het wil geloven. Dat is ook goed. Wat vind jij daarvan?”
In het Evangelie zegt een man: “Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp.” (Marcus 9,24) En ik heb dat altijd mooi gevonden, omdat ik echt graag alles zou geloven wat onze katholieke traditie ons voorhoudt, maar dat lukt me nooit. Ik heb er altijd veel te veel vragen bij. En het is zóveel, dat kan ik nooit allemaal bevatten.
Maar, als ik het wíl geloven, dan geloof ik het toch eigenlijk al? Intuïtief voel ik aan wat waar is, maar mijn verstand kan het (nog) niet begrijpen. Ik zie dat ook bij mensen om me heen. Niet alleen bij geloofszaken, maar ook in politieke stellingen. Eerst neem je een standpunt in, en dan ga je het (ook voor jezelf) verklaren.
Daarom durf ik gerust de hele geloofsbelijdenis uit te spreken. Ook al weet ook ik niet bij alles meteen precies wat ermee bedoeld wordt. Als je me zou vragen “Geloof je dat nu écht?”, sta ik misschien wel met de mond vol tanden. Maar ik voel aan dat het waar is. Hoe dan ook, zou ik het wíllen geloven.
Frits Hendriks, pastoraal werker