Elke zondag en bij hoogfeesten wordt het Evangelieboek gebruikt in onze kerken. De kaft is mooi versierd. Maar waarmee eigenlijk? En wat heeft dat te betekenen? Parochiaan Henk Geerts vertelt erover.
Op de voorkant van het Evangelieboek staan, om een kruis, de symbolen van de vier evangelisten.
Elk kerkelijk jaar heeft een van de evangelisten als hoofdauteur. Leesjaar A: Matteüs, leesjaar B (zoals dit jaar): Marcus en leesjaar C: Lucas. Johannes wordt gelezen bij bijzondere gelegenheden zoals bijvoorbeeld Kerstmis en Pasen, en als aanvulling in het Marcus-jaar; dit is namelijk het kortste Evangelie.
Zo komen ze allemaal aan de beurt en heeft de kerk het probleem opgelost om de vier Evangelies over de 52 zondagen en een handvol hoogfeesten te verdelen.
Dat betekent ook dat elk leesjaar een eigen sfeer heeft. De Evangelies lijken op elkaar, zeker de eerste drie, maar ze zijn niet hetzelfde. Dat wordt ook tot uitdrukking gebracht in de symbolen van de evangelisten.
De gevleugelde mens (LB) staat voor Matteüs. Hij begint zijn evangelie met de geslachtslijst/stamboom van Jezus, van Adam over koning David tot Jozef.
De gevleugelde leeuw (RO) staat voor Marcus. Zijn Evangelie vertelt over het vasten van Jezus in de woestijn. De leeuw symboliseert de gevaren op die woeste grond.
De gevleugelde stier (RB) staat voor Lucas. Hij vertelt over het offerritueel in de tempel van Jeruzalem. Daar werden stieren en bokjes geofferd.
De adelaar (RO) is het symbool van Johannes. Zijn evangelie is heel anders. Hij is erg diepzinnig en een echte hoogvlieger. Op Eerste Kerstdag begon het Evangelie met de woorden: “In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.” Dat zijn de openingswoorden van Johannes’ Evangelie.
Misschien hoort u nog wel meer verschillen in de Evangeliën. Al zijn ze niet voor niets opgenomen in dat mooi versierde Evangeliarium. Ze zijn immers het ene Woord van God.