In de kersttijd stond voor al onze kerken een Boom van Hoop. Volgehangen met kerstballen, transparante van plastic, papieren en houten. Op zondag 20 december hebben we de bomen ‘ingewijd’. Eerste Communicanten en zondagse kerkgangers hingen er hun wensen en kreten van hoop in. Mooi geschreven en vaak met creatieve versiering.
De volgende dag regende het heel hard. Veel van de teksten op de ballen liepen uit; een van de bomen kreeg kortsluiting in de verlichting. Hoe hoopvol was dat? Ik werd er zelf een beetje moedeloos van. Maar toen de zon weer scheen en de verlichting weer was hersteld, bleken de meeste spreuken nog altijd te lezen. Bovendien had ik intussen bedacht: een kaarsje dat iemand opsteekt verdwijnt ook. Daarmee is het gebed van die persoon nog niet weg, maar het is opgenomen, in onze gemeenschap met God. Zou dat niet ook zo zijn met deze kerstballen? Al is de viltstift uitgewist, de hoop is niet onopgemerkt gebleven, maar gehoord.
En gezien, want veel mensen zijn een kijkje gaan nemen bij de Boom. Alleen dat al toverde vaak een lach op gezichten. En discussies. Zo had iemand de hoop opgeschreven dat er weer dinosauriërs zouden komen. Volgens een jongeman was dat echter onzinnig. Dat zou nooit meer gebeuren. Maar wat hoopte híj dan? Het bracht gesprekken op gang waarvan ik niet wist dat ik ze ooit zou voeren.
Individuele mensen werden gemeenschap rondom de Boom van Hoop. Het is belangrijk om samen te blijven komen vanuit positiviteit en enthousiasme, niet alleen om te klagen. De Kerk wil daar graag aan bijdragen. Onze rol is anders dan vijftig jaar geleden. Sommige mensen vinden dat jammer. Maar laten we niet in het verleden leven. Laten we vooruit kijken. Dat is wat hoop betekent. Erop vertrouwen dat de toekomst ook goede dingen brengt. Anders dan wat we hadden, maar ook goed. Die hoop hebben veel mensen in onze gemeenschap uitgesproken. Soms onder tranen vanwege corona-lijden, soms neerslachtig omdat het maar niet ophoudt. Maar in het geloof: Het wordt weer goed.
Frits Hendriks, pastoraal werker.